Hoofdpagina Ga naar HENRI OOSTHOUT
NederlandsEnglishEN
Opdracht van de wijsbegeerte
Uit: Paradoxen van het wijsgerig denken
© Henri Oosthout | 2019

Opdracht van de wijsbegeerte

Wijsbegeerte is balanceren op de grens van het onverklaarbare, weten van niet weten. De ware wijsgeer zal steeds metafysicus en scepticus wezen.

Aan het slot van onze Kritische geschiedenis van de westerse wijsbegeerte (2017) schreven wij: ‘Laat de wijsgeer ook in de toekomst de Parnassus bestijgen, vandaar wijd uitzien en zich verwonderen, helder en meeslepend filosoferen, het verstand tot rust brengen en het verstand prikkelen, onbevreesd voor de horizon waar verklaringen machteloos zijn en zin ontbreekt, en laat hij anders zwijgen.’

Het is een misverstand dat wijsbegeerte eens en vooral diepe problemen oplost en grote levensvragen beantwoordt. Dat doet zij niet. Dat kan zij niet. Wie zulks van de filosofie verwacht, gaat aan de essentie van het wijsgerige denken voorbij. Wijsbegeerte is streven en wagen, balanceren op de grens van het onverklaarbare, weten van niet weten.

‘Maar ik wil weten wat te denken en hoe te leven; ik wil wijs en gelukkig wezen!’ Hoed u voor de filosoof die belooft dat hij u dat in een handomdraai kan leren. Zeker, de wijsbegeerte zoekt naar antwoorden, maar voldaan mag zij nimmer zijn. Steeds moet haar leuze luiden: ‘Zoek verder!’ Steeds is haar opdracht: de mens te verzoenen met de raadselachtigheid van de wereld en de paradoxen van het menselijke bestaan.

De wijsbegeerte kan deze opdracht slechts adequaat vervullen, als haar beoefenaars de volgende richtlijnen in acht nemen.

1. — Gij zult, wijsgeer, in heldere taal trachten het onbevattelijke bevattelijk te maken. Het is uw voorrecht dat u beeldende taal mag paren aan strenge logica. Gij zult u echter onthouden van jargon, duistere wendingen en warrig taalgebruik die hoogstens de schijn van diepzinnigheid wekken. Wat niet helder kan worden gezegd, is slecht doordacht en kan daarom beter niet worden gezegd.

2. — Gij zult een open oog hebben voor het geheel aan menselijke kennis en wetenschap. Gij zult u niet baseren op een verouderd wereldbeeld. Gij zult u niet in uw filosofische huisje opsluiten, niet slechts filosofie van filosofie bedrijven en interpretaties interpreteren.

3. — Gij zult niet overijld roepen: ‘Alles is eigenlijk dit of dat (water volgens Thales, getal volgens Pythagoras, geest volgens Berkeley, materie volgens Hobbes, informatie volgens sommige modernen, enzovoort, enzovoort).’ De waarlijk interessante vraag luidt immers: waarom is de wereld meer dan water of getal of materie alleen, waarom is zij een waaier van kwaliteiten, dood en levend, bewustzijn en stof. Als de wereld slechts dat ene was wat zij volgens sommigen eigenlijk is, zouden wij niet over de wereld hoeven te filosoferen en zouden wij er waarschijnlijk niet zijn om over de wereld te filosoferen. Als de essentie van het al in enkele woorden en het spel van de natuur in een handvol eenvoudige formules konden worden uitgedrukt, zou de wereld saai zijn en zou zij de aandacht van de wijsgeer niet verdienen.

4. — Gij zult ook behoedzaam omspringen met het Absolute (het Goede volgens Plato, het ‘Ene’ volgens de neoplatonisten, God volgens de christenen, de oneindige natuur volgens Spinoza, het allersubjectiefste ‘ik’ volgens Fichte, de universele wil volgens Schopenhauer, het bewustzijn volgens Bergson, enzovoort, enzovoort). Uw absolute zal namelijk ofwel zo welomschreven zijn dat het niet absoluut meer is en willekeurig gekozen lijkt, ofwel zo vaag en algemeen dat het niets meer uitdrukt, ofwel zo hoog en absoluut — dat wil oorspronkelijk zeggen: ‘losgemaakt’ — dat het niet tot de wereld behoort en er niet toe doet.

5. — Gij zult echter evenmin meejammeren met de klacht dat alles betrekkelijk en waarheid een illusie is. Iedere tijd zijn eigen waarheid? Maar de tijd zelf suggereert ons een ordening, een ordening door de tijd, een tijdloze ordening. Het leven een droom, ons universum virtuele realiteit gespeeld op een bovenwerelds rekentuig? Dan op zoek naar de dromer en de speler, en als die voor ons principieel verborgen blijven, filosoferen wij onverdroten door in de droom en in het spel, en noemen wij die (in navolging van Augustinus): werkelijkheid.

Kortom, metafysicus en scepticus zult gij wezen, verteller en criticus, ambitieus genoeg om het al te doorgronden, bescheiden genoeg om de grenzen van het menselijke verstand en de beperkingen van uw eigen bedrijf in te zien. Gij zult de paradoxen, het ondoorgrondelijke, aanvaarden maar u daardoor niet laten bedrukken. Filosofeer blijmoedig!

© Henri Oosthout |