Dus u wil filosoof worden? En u dacht dat dat zo heel moeilijk wel niet zou wezen? Laat ik u dan dadelijk uit de droom helpen. U zou natuurlijk kunnen volstaan met te herkauwen — nee, dat heet interpreteren — wat de groten van de geest in vroegere eeuwen aan diepzinnigs te berde hebben gebracht. Of u zou nog wat voetnoten kunnen plaatsen bij de voetnoten van andere herkauwers. Maar dan zou u eerder een filosofoloog dan een filosoof zijn, juist zoals een musicoloog ons wel uitputtend kan inlichten over herkomst en gebruik van de balalaika zonder daarmee blijk te geven van de kunstzinnige aanleg die hem tot musicus zou maken. Van zulke filosofologen zijn er genoeg en of u temidden van hen nog iets origineels zult weten te melden, moet maar worden afgewacht.
Ah, u hebt op wetenschappelijk terrein al het een en ander gepresteerd. U bent dus wel degelijk een oorspronkelijk denker. En nu denkt u in uw vrije uren wat onopgeloste maar spectaculaire vraagstukken op uw vakgebied te gaan populariseren. Waarom loopt de tijd niet achteruit maar steeds vooruit? Bestaan er van elk van ons in het uitgestrekte heelal of in andere universa buiten het onze talloze dubbelgangers, wier leven slechts in een enkel onbenullig detail van dat van ons verschilt? Hebben nijlpaarden zelfbewustzijn, en wandelende takken, en pantoffeldiertjes? Zouden er getallen zijn als er geen dingen waren om te tellen?
Pardon, tot de exacte wetenschappen in het algemeen en de hogere wiskunde in het bijzonder voelt u zich niet bijster aangetrokken? Maar u hebt wel iets te melden over de menselijke waardigheid en het wezen van de kunst, en ook interesseert u de vraag of het kapitalisme een universeel goed is dat we desnoods met geweld aan alle volkeren op deze planeet zouden moeten slijten en eventueel aan intelligent leven elders in het heelal, als dat niet onverhoopt aanmerkelijk intelligenter zal blijken te zijn dan wijzelf? Kortom, u koestert grootse visies op mens en maatschappij?
Mijn beste, om in de filosofie te slagen moet u ofwel een prutser zijn ofwel een onverschrokken ontdekkingsreiziger van de geest, de waarheid en het leven. Als u een prutser bent, kies dan vaagheid, onbewijsbaarheid en de schijn van samenhang als uw wapens. Suggereer originaliteit, maar wees geen beeldenstormer. Debiteer meningen. Werp een bleek nieuw lichtje op lang versleten en inmiddels vrijwel inhoudsloze begrippen als de ‘subjectiviteit’ en de ‘ontologie’. Steek het immer populaire maar door de theologen inmiddels vrijwel uitgeklede godsbegrip op briljante wijze in een modern jasje door te verklaren dat God juist niets anders is dan de mogelijkheid om aan Gods bestaan te twijfelen. Laat uw lezers geloven dat de kennis der wereld binnen handbereik is, nee, beter nog, dat ze volstrekt niet dommer zijn dan u en dus eigenlijk al weten wat u — wijsgeer van roeping — hun in een aangename en onderhoudende stijl gaat voorschotelen. Wees ook uw uitgever ter wille en beperk u tot een enkel ideetje dat gemakkelijk op de achterflap van uw niettemin lijvige boekwerk kan worden samengevat.
Nog mooier: breng uw lezers tot het goede leven, het ware geluk. Nu geen metafysische hoogvliegerij, geen gesomber over de kleinheid van het menselijk bedrijf, geen sceptische bedenking dat de wereld volstrekt niet bestaat om ons gelukkig te maken, nee, nuttige adviezen in de trant van het damesblad maar voorzien van grote namen (dus niet: ‘Lieve Lita adviseert …,’ maar: ‘Schopenhauer zegt …’) en wederom gepresenteerd in rustig voortkabbelende kout. Wordt uw werkje hier en daar op zeurderige toon besproken, dan is uw naam gemaakt. Immers, ook in de levenskunst geldt: alle publiciteit is goede publiciteit. Wat zal het u, eenmaal in het bezit van een fraaie prijs voor de fijne wijze waarop u de vinger op de tijdgeest legt, dan nog deren dat een enkele sceptische brompot uw werk als hol gezwatel bestempelt?
Goed, u bent geen prutser. U bent bereid de lezers weg te voeren uit de knusse geborgenheid van hun meningen, hun ongefundeerde overtuigingen, en hun de afgrond van het denken te tonen: dat de wereld tot geen ander doel lijkt te bestaan dan om door ons of door wezens als wij ervaren, waargenomen, voorgesteld en gedacht te worden en dat het niettemin een miezerige werkelijkheid zou wezen die zich aan ons beperkte denkvermogen volledig prijsgaf. En dat wij mensen, omdat wij in het centrum van onze eigen voorstellingen staan, wel alles menen te zijn maar dat wij niets zijn, niet centrum, niet doel van het universum, niet door het goddelijke boven al het andere in de wereld uitverkoren, niet voorbestemd om gelukkig te zijn en niet vrij om ons leven naar hoge idealen in te richten. Nu blijkt u plotseling zelf een scepticus te zijn en is een scepticus wel een filosoof?