Een discussie over staatsvormen
❖
Na de dood van de Perzische koning Kambuses in 522 hadden leden van een priesterkaste een greep naar de macht in gedaan in het enorme rijk dat zich uitstrekte van Voor-Indië tot aan de Griekse steden aan de westkust van het huidige Turkije. Een groep edelen maakte een bloedig einde aan het kortstondige bewind van deze zogenaamde magiërs en een nieuwe dynastie kwam op de troon. Volgens de Griekse geschiedschrijver Herodotos zou dit echter pas zijn gebeurd, nadat zich tussen de plegers van de tegen-coup een discussie had ontsponnen over de vraag wat de beste staatsvorm is: de alleenheerschappij, het bewind van een kleine elite, of een bestuur door het volk. Van democratie was in de zesde eeuw op het Griekse vasteland nog nergens sprake en ook in de tijd van Herodotos, een generatiegenoot van Aischulos, was zij buiten Athene niet algemeen verbreid. Het wekt daarom geen verbazing dat de historicus begint met zijn publiek — Herodotos hield in Athene voorlezingen uit zijn werk — uitdrukkelijk te verzekeren van de betrouwbaarheid van zijn verslag. Overigens gebruikt Herodotos niet de term ‘democratie’, maar spreekt hij van isonomia of ‘gelijkheid voor de wet’.
Toen het tumult was bedaard en vijf dagen waren verstreken, beraadslaagden de mannen die tegen de magiërs in opstand waren gekomen over de algemene politiek. Aan de toespraken die daar werden gehouden, hechten sommige Grieken geen geloof, maar gehouden werden ze wel degelijk.
Otanes adviseerde om de politiek in handen van de Perzische bevolking te leggen. „Ik vind dat niet meer een van ons alleenheerser moet worden. Dat is onaangenaam en verkeerd. U weet toch waartoe de grootheidswaan van Kambuses heeft geleid en ook van die van de magiër hebt u uw deel gehad. Hoe kan de alleenheerschappij ook een deugdelijk instituut zijn, als men daarin zonder verantwoording af te leggen mag doen wat men wil? Al zou je de allerfatsoenlijkste mens met zo’n macht bekleden, dan nog zou je hem van zijn gewone manier van denken afbrengen. Door de luxe positie waarin hij verkeert gaat hij namelijk aan grootsheidswaan leiden, en afgunstig is een mens al van nature. Die twee eigenschappen samen maken hem door en door slecht. Of hij nu zijn grootheidswaan of zijn afgunst de vrije loop laat, in beide gevallen gaat zijn gedrag alle perken te buiten. En dat terwijl een dictator eigenlijk geen afgunst behoort te kennen; hij leeft immers al in de grootste luxe. Toch blijkt uit zijn gedrag tegenover zijn medeburgers juist het tegendeel. Aan inwoners die deugen misgunt hij namelijk leven en welzijn, maar met de grootste schurken is hij in zijn nopjes en hij leent zijn oor maar al te graag aan kwaadsprekerij. Tevreden is hij nooit; bewonder je hem met mate, dan ergert hij zich aan je gebrek aan eerbied; ben je uiterst eerbiedig, dan ergert hij zich aan je vleierij. Maar het belangrijkste heb ik nog niet genoemd: hij tornt aan zeden en gewoonten, verkracht vrouwen en doodt zonder aanzien des persoons. Ligt de macht echter bij het volk, dan hebben wij daarvoor ten eerste al een heel mooie benaming: ‚gelijkheid voor de wet’. Verder gedraagt het volk zich op geen enkele wijze als een alleenheerser. Ambten worden namelijk door loting toegewezen, de ambtsdragers moeten verantwoording afleggen en alle besluiten worden genomen in het openbaar. Ik stel dus voor om de alleenheerschappij af te schaffen en het volk te verheffen, want op het volk berust alles.”
Dat was het voorstel van Otanes. Megabuzos adviseerde daarentegen om de heerschappij in handen van een elite te leggen: „Ik sluit me aan bij wat Otanes zei over de beëindiging van de dictatuur, maar wanneer hij ons aanspoort om het bewind naar het volk te brengen, dan heeft hij het beste voorstel gemist. Grotere onkunde en ergere grootheidswaan dan die van een nutteloze menigte bestaan er namelijk niet. Het is toch volstrekt ondraaglijk dat iemand ontsnapt aan de grootheidswaan van een dictator om vervolgens het slachtoffer te worden van die van een teugelloos volk. Wat een dictator doet, is nog gebaseerd op inzicht, maar bij het volk ontbreekt inzicht geheel. Hoe zou het volk ook enig inzicht kunnen hebben, als het nooit geleerd heeft en ook van zichzelf niet weet wat goed is en als het zich zonder nadenken op de politiek stort en die voortdrijft als een woeste rivier? Laat degenen die Perzië slecht gezind zijn zich maar bedienen van het volk. Wij moeten juist uit de beste mannen een gezelschap kiezen en hun het bewind toevertrouwen. Dan zullen namelijk ook wijzelf tot de machthebbers behoren en het ligt voor de hand dat de beste mannen ook tot de beste besluiten zullen komen.”
Dat was dan het voorstel van Megabuzos. Als derde maakte Dareios zijn voorstel kenbaar: „Het lijkt me dat Megabuzos gelijk heeft in wat hij over de massa zei, maar met betrekking tot de oligarchie door een elite vergist hij zich. Als er namelijk drie regeringsvormen op tafel liggen en als we elk ervan nemen in zijn beste vorm, dus de beste volksregering, de beste oligarchie en de beste alleenheerschappij, dan beweer ik dat de laatste verreweg de voorkeur verdient. Wat zou er namelijk gaan boven één man, als hij de beste is? Zijn voorstellen zullen dat namelijk ook zijn. Hij zal feilloos op de massa toezien en zijn maatregelen tegen de vijand zullen zo het best geheim blijven. In een oligarchie willen velen zich voor de staat inzetten, wat gewoonlijk leidt tot bittere persoonlijke rivaliteit. Ieder afzonderlijk wil namelijk nummer één zijn en zijn voorstel zien zegevieren, waardoor ze in geweldige onderlinge rivaliteiten verwikkeld raken. Dat leidt tot partijvorming en die weer tot bloedvergieten, zodat het tenslotte weer uitloopt op een alleenheerschappij. Daaruit blijkt hoezeer dit de beste regeringsvorm is. Een regering door het volk leidt van de andere kant onvermijdelijk tot kwaad. En als dat kwaad doordringt tot de staat, zullen de boosdoeners geen rivalen worden maar juist hechte bondgenoten. Boosdoeners tegen de staat spannen namelijk samen. Dat gaat zo door, totdat één man uit het volk naar voren komt en een einde aan hun praktijken maakt. Dat levert hem de bewondering van het volk op en die bewondering maakt hem in feite alleenheerser. In één woord samengevat: waarvandaan komt onze vrijheid en wie heeft haar aan ons gegeven? Het volk, een oligarchie of een alleenheerser? Mijn voorstel luidt daarom dat wij, die onze vrijheid aan één man te danken hebben, hierbij moeten blijven. En afgezien daarvan behoren we niet te breken met de gewoonten van onze voorvaderen, want dat zou verkeerd zijn.”
Dareios verwoordt het standpunt van utopische filosofen: de beste alleenheerser is beter dan de beste oligarchie en die weer beter dan de beste democratie. Hij gaat geheel voorbij aan het praktische probleem, dat goede alleenheersers dun gezaaid zijn en hij had zich beter de vraag kunnen stellen of een middelmatige of zelfs misdadige tiran niet slechter is dan een middelmatige volksregering. Ook in zijn voorstelling van de onvermijdelijkheid van de alleenheerschappij weerspiegelt een filosofisch denkbeeld, namelijk dat van de cyclus van de regeringsvormen. Een tirannieke koning wordt verdreven door de opkomende adel. De adel onderdrukt de arme volksmassa. Het volk komt in opstand en loopt achter een charismatische leider aan, die de macht van de adel kortwiekt en zich vervolgens weer als een absoluut heerser gaat gedragen.
Megabuzos spreekt uit eigenbelang. De plegers van de tegencoup behoren tot de Perzische elite en door een regering van die elite zouden zij hun eigen macht en positie het beste kunnen verdedigen.
Otanes lijkt daarentegen de beste kenner van de menselijke psychologie. De mens is verre van volmaakt en een goede regering moet de menselijke zwakheden uitbuiten in plaats van eraan ten onder te gaan. Een onvolkomen democratie is de minste van drie kwaden en een democratie is het beste middel om de macht van individuen te beteugelen en te controleren.
Bij het woord democratie zou men denken aan mondige burgers die stemmen en kiezen uit verantwoordelijkheidsbesef en met enige politieke kennis van zaken. De moderne democratie is, in ideale vorm, een regering door of namens allen. Voor de Grieken was democratie, de heerschappij van het volk, echter vooral een kwestie van machtsevenwicht. De aanzienlijken moesten behalve hun grond en hun rijkdom niet ook nog eens de grootste macht hebben. En de grote meerderheid van armen en ongeletterden kreeg in de democratie macht, niet omdat men erop vertrouwde dat zij die macht beter zouden gebruiken dan een adellijke elite of een koning, of dat zij zelfs maar over enig politiek inzicht zouden beschikken, maar eenvoudig omdat zij weinig anders hadden dan politieke rechten om zich tegen de willekeur van de elite of van een tiran te weren. In een oligarchie zou de balans geheel doorslaan in het voordeel van de politieke elite; in een democratie wordt het volk op politiek gebied gecompenseerd voor zijn materiële en intellectuele achterstelling.
Na afloop van de discussie verklaart Otanes, meer denker dan politicus, dat hij zich uit de strijd om de heerschappij wil terugtrekken: ‘Ik zal niet met u mededingen, want ik wil niet heersen en ook niet onderworpen zijn. Ik zie af van de macht op voorwaarde dat ik aan geen van u onderworpen zal zijn, ikzelf niet en ook nooit een van mijn nakomelingen.’ En zo was het huis van Otanes nog in Herodotos’ tijd het enige vrije in het Perzische rijk.
Er volgt dan nog een fraaie episode, door Herodotos met smaak verteld, over de manier waarop Dareios het koningschap verkreeg. De zes overgebleven kroonpretendenten spreken af dat diegene koning zal worden wiens paard de volgende ochtend het eerst zal hinniken. Zodra het donker is geworden, wordt de hengst van Dareios door een listige stalknecht naar een wei buiten de stad gebracht, waar het dier zijn geliefde merrie mag bespringen. Als de dag aanbreekt, rijden de zes uit. Wanneer zij bij de plaats komen waar de vorige avond de merrie heeft gestaan, begint het paard van Dareios te hinniken, waarop de anderen van hun rijdier springen en zich aan de voeten van hun nieuwe meester neerwerpen. Andere Perzen beweerden dat de stalknecht zijn hand, waarmee hij eerder de geslachtsdelen van de merrie had aangeraakt, bij de neus van de hengst hield, met hetzelfde gevolg. Aldus Herodotos.