De dichter spreekt
❖
Voor de Spartaanse edelman was het devies: winnen of sneuvelen — ‘Met het schild of op het schild!’ — maar de huurling, die ook dichten kan, redt liever het vege lijf dan zijn wapen:
Een Saiër loopt nu met het schild te pronken dat ik bij een bosje moest achterlaten — een onberispelijk wapentuig.
Maar zelf kwam ik er levend van af. Wat interesseert mij dat schild!
Weg ermee! Ik koop mij wel een ander, even goed.
‘Onberispelijk wapentuig’ draagt de fiere Homerische held en zijn houding spiegelt ongenaakbare dapperheid, zoals hij daar staat, leunend op zijn schild, ‘edel en groot, boven allen uittorenend met hoofd en brede schouders’. Maar onze zevende-eeuwse dichter — Archilochos is zijn naam — spot met uiterlijk vertoon:
Ik geef niets om die grote generaal met zijn benen gespreid,
trots op zijn krullen en zijn parmantige baardje.
Van mij mag hij klein zijn, met zijn voeten naar binnen,
zolang hij maar stevig staat en vol durf is.
Wat baatte het Hektor, dat hij in de strijd roem voor zichzelf en zijn vader zocht?
Wie geniet nog respect in zijn stad, wie is nog bekend,
als hij dood is? Liever jaag ik levend de gunst na
van iemand die leeft, want de dode is altijd het slechtst af.
Vreugde en verslagenheid, maar alles in de juiste maat:
Mijn hart, mijn hart, ontsteld door eindeloze zorgen,
komaan, vooruit de borst en sla de vijand af. Blijf rustig staan
waar hij je opwacht. Loop met een overwinning niet te koop,
en zak, verslagen, thuis niet jammerend neer,
maar verheug je om wat vreugde brengt en treur niet
om het kwaad. Weet welke maat de mens beheerst.